Kwijt

Twintig meter boek had de hooggeleerde P. bij zijn verhuizing weggedaan. Dat is al gauw een halve wand. Van het geld kocht hij er snel twee, drie meter bij. Met al zijn boeken in fraaie aangepaste kasten zat hij in zijn nieuwe huis in een andere stad. En hij studeerde verder, zoals hij dat al veertig jaar doet. Wie studeert, maakt van zijn werktafel langzaam een kleine handbibliotheek. Het ene boek roept de noodzakelijke nabijheid van een ander op. Ook P. stond nu en dan op om een boek uit de kast te halen. Twee keer achter elkaar greep hij mis. Dat kan niet. Het moest wel. De twee hoorden bij de twintig meter. Het gemis van de honderden boeken werd een kwelling. Hij kreeg spijt en de spijt werd heimwee naar zijn vroegere woonplaats en zijn oude huis. En de meest gelijkmoedige van alle geleerden werd ongelukkig, althans hij dacht dat zijn onvrede wel ongeluk mocht worden genoemd.

Terug kon hij niet, zijn huis was verkocht. De boeken moesten hem zijn evenwicht weergeven. En hij begon ze bij vele antiquariaten terug te kopen. Vijf maal trof hij zijn eigen exemplaar. Hij is nu vier jaar bezig en acht meter is weer terug. Maar hij blijft in zeer wankel evenwicht. De boeken blijken de oude niet meer. Hij weet ook waarom. Ik heb niet mijn boeken, maar mijn streepjes weggedaan.’ Ik begreep hem, want een eens van hem geleend boek had mij van zijn meesterschap overtuigd. Ik ging het boek door langs zijn streepjes. Een schitterende code tot zijn geest werd zichtbaar. Hij zal alle boeken moeten herlezen, potlood in de hand, om ze zich opnieuw toe te eigenen. Daarvoor heeft hij geen tijd. En zo is hij twintig meter kennis kwijt, want elk boek wordt ten slotte een naslagwerk. Op eigen gedachten.

(Kees Fens, Handgroot, postscripta bij boeken en lezen. Amsterdam 1997, pag. 33)

Dit wordt ook aangehaald in: