De reactie van Stefan Mangus op Alle dingen nieuw

Stefan Mangus over Alle dingen nieuw

Photographs by Ed Thompson

De plaats waar God zich laat kennen

Een waagstuk is het, het nieuwe boek van Erik Borgman. Het is zijn bedoeling dat Alle dingen nieuw een volledige systematische theologie zal worden, en wat hij nu presenteert is het eerste deel hiervan. Het is een waagstuk waar maar weinig theologen aan durven te beginnen: een poging om heel de breedte van het theologisch denken en zoeken tot een synthese te brengen.

Dit eerste deel van Alle dingen nieuw is ook op een andere manier een waagstuk. Een blik op de structuur van het boek, met haar drie hoofdstukken over de bestaansreden, de methode en het doel van de theologie suggereren een traditionele inleiding op de theologie die degelijk en traditioneel aandoet. Degelijk en traditioneel is dit eerste deel van Alle dingen nieuw ook, als men die woorden tenminste in hun goede zin wil verstaan: degelijk in die zin dat er goede redenen zijn waarom van deze onderwerpen gevonden wordt dat ze behoren bij het fundament van de theologie, en traditioneel in de zin dat Borgman zich wil laten gezeggen door wat theologen voor hem aan het denken over deze onderwerpen bijgedragen hebben.

Een waagstuk wordt het door de manier waarop Borgman met deze vragen omgaat. Dat blijkt al uit de titel die hij aan dit deel gegeven heeft: Invocatio, door Borgman uitgelegd als “een in- en aanroepen van de liefde die het mogelijk maakt om te spreken in een taal met de grammatica die Christus is.” ‘De grammatica die Christus is’, dat duidt erop dat wat Borgman hier presenteert een theologische visie is die voluit en van binnenuit gelovig wil zijn, geen beschrijving van buitenaf. Theologie is voor Borgman niet een spreken over geloof, maar een spreken vanuit geloof.

Dat spreken is op veel plaatsen in het boek eerder evocatief dan argumentatief. Die keuze maakt het tot een kwetsbaar boek, en die kwetsbaarheid is programmatisch: in zijn stijl van theologie bedrijven wil Borgman laten zien dat en hoe theologie niet een vorm van redeneren is die er op uit is met waterdichte argumenten de waarheid eens voor altijd te definiëren, een systeem dat zo rond en gesloten is dat je het uiteindelijk alleen nog maar óf in zijn geheel kunt aannemen, óf in zijn geheel verwerpen, maar een vorm van denken die leeft van wat zij ontvangt, die zich openstelt voor en reikhalzend uitkijkt naar wat als onbekend nog voor haar ligt: Alle dingen nieuw

Invocatio roept de liefde aan. Daarmee wordt nog iets anders duidelijk: Binnen de orde die het boek biedt, laat Borgman een breed scala aan auteurs ruimhartig aan het woord om zo te komen tot een veelstemmigheid die hij zelf associeert met jazzmuziek: theologen en filosofen, romanschrijvers en dichters, musici en mystici, ze komen allemaal aan het woord. Niet alleen toont dat iets van Borgmans jaloersmakende belezenheid, maar ook en vooral van zijn gave om als een goede bandleider mensen met heel verschillende instrumenten bij elkaar te brengen en ieder zó volop zijn eigen klank te laten spreken, dat het gesprek dat dat oplevert, rijk en vaak verrassend klinkt.  

Een van de stemmen die veelvuldig te horen is in Alle dingen nieuw is die van de theoloog en Borgmans (en mijn) medebroeder Thomas van Aquino. Borgman wil met zijn theologie aansluiten bij wat Thomas sacra doctrina noemt: heilig onderwijs. Dat dat onderwijs heilig is, komt vanwege zin oorsprong: Sacra doctrina is in eerste instantie het onderwijs dat God ons geeft; een theoloog is een mens die dat onderwijs ontvangt, doordenkt en doorgeeft. De theoloog werd in de tijd van Thomas Magister in sacra pagina genoemd, leraar in de heilige Schrift, en dat laat iets zien van de onlosmakelijke verwevenheid van de theologie met de Schrift. De Schrift zelf is sacra doctrina, is Gods eigen theologie, schrijft Thomas van Aquino aan het begin van de Summa, niet in de zin dat de twee exacte synoniemen zijn, maar wel in die zin dat theologie zijn oorsprong niet in zichzelf vindt, maar een doordenken en doorgeven is van wat zij zelf ontvangen heeft in de persoon van Jezus Christus, en, in propositionele vorm, in de Schrift.

Dat door en door Bijbelse karakter van de theologie geeft inhoud aan de manier van denken in de Summa: in de overgrote meerderheid van de artikelen staat in het sed contra een bijbeltekst centraal die bevraagd, beklopt, doordacht en uitgelegd wil worden, en het is in het stellen van vragen, kloppen en doordenken dat we leerlingen worden van God, om vervolgens aan anderen door te geven wat we ontdekt hebben, zoals het door Borgman aangehaalde dominicaanse motto luidt: Contemplata aliis tradere. Dit Bijbelse karakter van sacra doctrina is ook te zien in Alle dingen nieuw. Wie Borgman ook het woord geeft, of het nu kunstenaars, mystici of theologen zijn, steeds brengt hij ze in gesprek met de Schrift, en dat levert geregeld boeiende nieuwe interpretaties van de aangehaalde bijbelteksten op: Bijna terloops laat Borgman zich daarmee kennen als een leermeester van wie een student de gerichtheid kan afkijken op God die zich kenbaar maakt.

Een aantal keer komt Borgman in zijn boek te spreken over de verhouding van geloof en theologie. Hij lijkt ze als parallellen te zien, die een startpunt delen maar er ieder vervolgens iets anders mee doen, zonder dat het een ten dienste komt te staan aan het ander. Geloof en theologie zijn voor hem beide op hun eigen manier een antwoord op de verborgen maar werkelijke openbaring van Gods liefde en een vorm om deze te eren. Wat het geloof leeft, dat denkt de theologie.

Ook in zijn denken over wat geloof is, wil Borgman graag aansluiten bij Thomas. Geloof gaat niet in eerste instantie over het voor waar houden van bepaalde uitspraken, maar is een manier van kijken, een licht dat de wereld zichtbaar maakt in haar relatie tot God. Dat licht heft duisternis in ons leven niet op: Borgman is er heel het boek door bijzonder op gebrand om niets wat er aan menselijk lijden kan bestaan weg te praten. Dat doet hij vanuit de overtuiging dat het juist het menselijk gezien zwakke, verlorene en verachte is waarop Gods betrokkenheid geldt. Dat is goed Paulijns (cf 1 Kor 1,27-28), en Borgman laat op een rijke manier zien hoe dit heel het gelovige leven kleurt.

Ik denk dat er plaatsen in het werk van Thomas te vinden waar op dit punt inspiratie te vinden is: is zijn commentaar op de brieven van Paulus, in hoe hij in het commentaar op Johannes schrijft over het gesprek van Jezus met de Samaritaanse als een komen tot geloof of in hoe Thomas in goed patristieke traditie schrijft over de genezing van de blindgeborene in Joh 9 als een weg naar het doopsel. Het verband dat Borgman legt met wat bij Thomas fides informis heet, overtuigt mij minder. Borgman presenteert dat als een gebroken leven dat het beginpunt kan worden voor een volwaardig geloof dat helemaal van liefde doortrokken is (in de taal van Thomas: fides formata). Ik denk dat bij Thomas de richting omgekeerd is: fides informis is niet de gebrokenheid die startpunt kan worden van geloof, maar een geloof waaruit iedere liefde en hoop weggetrokken is, het is een defect geloof, het restje dat in een mens overblijft wanneer hij zich van de liefde (en dus van God!) afgekeerd heeft. Natuurlijk kan dat afgekeerd zijn van de liefde (en bij Thomas hoort daarbij: een leven in angst, en onvrijheid) tot een einde komen wanneer er een ommekeer plaatsvindt, maar dat is iets anders dan dat fides informis een generieke term zou kunnen zijn voor de gebrokenheid die startpunt wordt voor  Gods genadig handelen: de richting is bij Thomas omgekeerd, denk ik.

Ik heb even stilgestaan bij wat misschien op het eerste gezicht een technisch detail over Thomas-exegese lijkt, omdat achter het verstaan van geloof, fides formata en fides informis, een grote oecumenische discussie zit over hoe geloof bij Thomas zich verhoudt tot het sola fide van Luther, en daarmee samenhangend hoe de rechtvaardiging van de mens verstaan zou moeten worden. Maar ik heb het vooral willen benoemen als een voorbeeld van hoe Alle dingen nieuw een theologie wil zijn die de gebrokenheid van het menselijk bestaan diep serieus wil nemen als de plaats waar God zich laat kennen, juist omdat daar het nog ongekende, nieuwe van God verwacht en verhoopt kan worden.

Een waagstuk is het om zo’n theologie te willen schrijven. Wat een geluk, dat Erik Borgman zich er aan heeft willen zetten, en wij lezers hierdoor de kans krijgen om met hem en van hem te leren hoe geloof en theologie ontspringen waar zij niet verwacht worden, en zo verwijzen naar God die alle dingen nieuw maakt.

Stefan Mangnus, o.p.
Theoloog en supervisor,
Tilburg School of Catholic Theology