De reactie van Wolter Huttinga op Alle dingen nieuw

Insert Image
wolter huttinga

Een vraag waarop ik natuurlijk geen nee kan en wil zeggen: of ik een reactie wil geven op het nieuwe boek van Erik Borgman, Alle dingen nieuw. Ja, ik ben fan van zijn werk en zijn denken, vooral aangehaakt sinds Waar blijft de kerk (2015) en Leven van wat komt (2017). Ook mocht ik hem regelmatig spreken als deelnemer aan het Theologisch Elftal van Trouw dat ik enkele jaren verzorgde. Ik durf te beweren dat ik zijn denken wel aardig heb leren kennen inmiddels. 

Maar verdorie, nu moest ik wel die hele pil ook gaan lezen! En ik ben en blijf een gereformeerde jongen met het verantwoordelijkheidsbesef om dat dan ook daadwerkelijk te doen (zij het hier en daar in Max Verstappen-tempo, ja hallo, ik heb ook nog een leven). Ik kan wel zeggen dat er heel veel in dit boek zit dat verdere doordenking vraagt dan je in een klein stukje tekst als dit kunt waarmaken. Een conferentie, artikelen in theologische tijdschriften: kauw er vooral op verder collega-theologen! Om alvast één tip te geven: op blz 87-97 fileert Borgman de theologie van Paul Tillich, een nog altijd zeer geliefde liberaal-protestantse theoloog. Het is natuurlijk een goed idee om ergens een Tillich-fan aan het woord te laten die deze theoloog nu juist zou willen verdedigen tegen Borgmans kritiek.

De schreeuw

In zijn kritiek op Tillich komt wel direct een zeer belangrijk punt van dit boek naar voren. Borgman beweert dat Tillich God ziet als degene die ons redt ‘uit de dubbelzinnigheid en pijnlijkheid van dit leven’. Onze huidige ‘shit’ is een doorgangsstadium waaruit we moeten transcenderen tot een hogere staat van zijn. Borgman vindt dat Tillich hiermee voorbijgaat aan de theologische waarde van het leven hier en nu. Kort gezegd zegt Tillich: ‘weg van hier’ en vraagt Borgman hem: ‘Maar wat is dan de theologische betekenis van dat ‘hier’ nog?’ Hij bekritiseert ‘de neiging onder theologen afstand te nemen en te houden van de vernederde en vernederende aspecten van onze werkelijkheid, teneinde een perspectief te ontwikkelen op God die deze werkelijkheid transcendeert en er oneindig boven verheven is.’

Een schitterend citaat vol vuur wil ik hier graag doorgeven: “Tegen alle begrijpelijke neiging tot ontsnappen in, richt de christelijke traditie de aandacht steeds opnieuw op de barbaarse ‘Christussen van pus’, op leven dat alleen nog uit een etterende, stinkende wond bestaat, dat alleen nog rioolwater en verval is en alleen nog afschuw wekt. Het is erop uit in onlosmakelijke verbondenheid ermee het ware leven te vinden en de verblijfplaats van God die dit leven geeft.”

En dat is een voortdurend terugkerende lijn in dit boek. Het begint met veel nadruk op ‘de schreeuw’. De schreeuw van de wegkwijnende mens, van de gemartelde mens. Een schreeuw die mee-resoneert met de luide schreeuw van Jezus aan het kruis. Nergens wil Borgman die schreeuw vergeten, zo merk je in het boek. Ook als hij wat nuchterder aan het theologiseren slaat wil hij herinnerd worden aan de schreeuw van de lijdende mens. Anders is zijn theologie geen theo-logie meer.

Genade

Vanwaar ontspringt theologie? Van waaruit spreekt ze? Ja zeker, dat is ‘het spreken Gods’ zelf. En Borgman roept voortdurend op om ons daarvoor te openen. Maar, dat spreken van God – en Borgman sluit zich op dit punt expliciet aan bij de protestantse theoloog Karl Barth – hebben we nooit op enige manier in bezit. Het wordt ons gegeven, het is genade, het ‘verschijnt’, zoals hij het graag noemt. Maar niet op onze voorwaarden. Het is niet in onze controle. Grappig dat Borgman met deze inzet zowel zijn eigen katholieke traditie kan bekritiseren als de protestantse. De katholieken hebben het spreken van God (of het ‘komen van God’, Gods openbaring) vaak te exclusief in de kerk en haar leer opgesloten. Dit boek, vol van stukjes literatuur, romans, mystici, film, jazz, grensgangers tussen de christelijke traditie en wat daar niets mee te maken wil hebben, schiet daar met alle genoegen wat gaten in. ‘Genade’ is nooit ons bezit. Ook niet van de kerk. Het verschijnt waar wij het niet verwachten, waar wij het misschien niet eens willen zien. En inderdaad, dat is vaak in het gebrokene en het kwetsbare.

Ironisch genoeg keert dit zich vaak ook tegen het protestantisme. Ja, dat is ironisch omdat de protestanten officieel de hoeders van een theologie van de genade zouden moeten zijn. Maar toen ik Eriks boeiende betogen rond de filosofe en mystica Simone Weil las (die ik ook echt zelf eens moet gaan lezen nu) schoot het me weer eens te binnen hoezeer juist het protestantisme de werkelijke genadige kant van de genade vaak verkwanselt. “Het denken moet leeg zijn, in afwachting, niets zoekend, maar gereed het voorwerp dat erin zal doordringen in zijn naakte waarheid te ontvangen”. Wow. Dat schrijft Weil en ik denk: dit is wat genade is. Dit is een medicijn tegen te veel vooropgezette ideeën over wat ‘de bedoeling’ is in de wereld. Dit is iets anders dan programmatisch ‘goede werken doen’ en vooral dat wij al vooraf menen te weten wat dat goede dan zou zijn. Dit is verdrietig genoeg een medicijn tegen ongeveer de complete hedendaagse gestalte van het protestantisme in al z’n programmatisch activisme. En natuurlijk: dit is mystiek. Terecht wordt ook hier door anderen opgemerkt hoezeer Borgmans denken een mystieke ader bevat.

Vragen

Ja, ik vind het prachtig, ik vind het mooi, ik vind het rete-inspirerend. Er zijn ook stukken waarbij vragen opkomen. Ik probeer er hier een te formuleren.

‘De vossen hebben holen, de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon heeft geen plek om zijn hoofd neer te leggen’. Het is een citaat van Jezus dat belangrijk is voor Erik in dit boek. Ook wij als volgelingen van Jezus en dus ook de theologie heeft geen plek om haar hoofd te ruste te leggen als zij ‘de grammatica van Christus’ wil volgen. Zij heeft geen veilig thuis. Zij hoort te opereren in de marge van de werkelijkheid. Zij kan geen machtsaanspraken doen. Eriks theologie beweegt nadrukkelijk in het voetspoor van Vattimo’s ‘zwakke denken’. Ik noteerde dit: ‘Borgmans denken is een vorm van denken die klaar staat om weggevaagd te worden door de machten en krachten die volledig kunnen vertrouwen op hun zichtbaarheid, beschikbaarheid en ondubbelzinnigheid.’ Dat maakte me droevig. Hoe kan dit standhouden? Dat bestaat niet. Zelf preekte ik ook eens over die tekst van Jezus. Ik kwam tot de conclusie dat ik dit niet wíl. Ik wil een thuis hebben. Ik wil Jezus helemaal niet volgen. Ik wil niet alles verkopen en het aan de armen geven. En hallo Erik, je mag dan wel soort van aangesloten zijn bij een bedelorde, maar je hebt je schaapjes intussen toch ook wel op het droge neem ik aan? Altijd maar weer die focus op de onrust in het bloed. ‘Waarom komt u ons hinderen?’ om Dostojevski’s grootinquisiteur maar eens bij te vallen. Op intellectueel niveau is het allemaal heel verheffend hoor, dat nomadische christendom, maar is het ergens ook niet gewoon gemakzuchtig gedweep van achter je bureau? Hoppa, ik knal het er maar uit, want ook dit vlammende boek geeft me het vertrouwen dat je wel tegen een stootje kunt.

Dr. Wolter Huttinga
Verbonden aan de Theologische Universiteit Kampen en regelmatig schrijvend voor Dagblad Trouw