Reactie van Dr. Richard Steenvoorde op Alle dingen nieuw

Fotograaf: Marloes van Doorn

Fotograaf: Marloes van Doorn

Over de theologische vrijheid die we vinden als we Jezus serieus nemen

Als jonge rechtenstudent viel ik voor het spel waarmee G.K. Chesterton (1874-1936) de paradoxen tevoorschijn toverde in zijn filosofische apologieën. Pas later, als beginnend theoloog, besefte ik dat Chesterton’s paradoxen retorisch wel aardig zijn, maar dat er filosofisch, en theologisch, nog wel het een en ander op aan te merken valt. Bij de lezing van het eerste deel van Erik Borgmans Alle Dingen Nieuw kwam die oude liefde voor de paradoxen bij mij weer boven. Zoals bijvoorbeeld deze: “Vrijheid vraagt binding, radicale vrijheid vraagt radicale binding.” (p. 287). Het grote verschil tussen Chesterton en Borgman is dat de laatste zich niet tot retoriek laat verleiden. Hij zoekt de verdieping en verkent hoe het kan dat wie zich radicaal bindt aan de ruimte die Christus is, een nieuwe en ongekende vrijheid ontdekt (p. 287). Borgman is daarbij onder andere in gesprek met de vele mannen en vrouwen die -net zoals wij beiden- zich in de Orde der Predikers (de Dominicanen) verbonden hebben aan Christus.

Één van de gesprekspartners is de Zuid-Afrikaanse bevrijdingstheoloog Albert Nolan o.p. Het werk van Nolan is sterk contextueel, en toch weet het die contextualiteit ook te overstijgen.

Volgens Nolan nemen de meeste christenen Jezus niet serieus. We doen niet wat Jezus ons voorgehouden heeft en we stellen al helemaal niet al onze hoop en vertrouwen op God. Dat was zo onder het apartheidsregime in Zuid-Afrika, maar dat is ook net zo goed nu zo tijdens de mondiale corona-crisis.

Wat zou er gebeuren als we Jezus wel serieus zouden nemen? En dan is Nolan niet zozeer geïnteresseerd in de historische studie van het Jezusgebeuren, maar om de vraag wat Jezus vandaag tegen ons zegt. De vorm en geest van het evangelie staan vast, volgens Nolan, maar de inhoud – dat wat ons nu aanspreekt – verandert in tijd en context (p. 289) Wordt Jezus daarmee niet gereduceerd tot een personage opgesloten in een verhaal of een vertegenwoordiger van een gedachtengoed (p. 290)? Integendeel, meent Nolan, in het evangelie ontmoeten we wel degelijk de levende God en de levende Christus in ons midden.

Wat Borgman aanspreekt is dat het bij Nolan niet gaat om de verkondiging van een God die onaantastbaar veilig is opgesloten in ons hart of die zich verbergt in documenten die alleen voor specialisten toegankelijk zijn. Er dringt zich, althans bij deze lezer, een parallel op met de woorden van Kardinaal Bergoglio, nu paus Franciscus, tijdens het conclaaf van 2013: “Jezus klopt op de deur van de kerk omdat Hij naar buiten wil.” De kerk moest zich volgens de toenmalige kardinaal niet langer in zichzelf keren, maar de marges opzoeken, niet alleen geografisch, maar ook existentieel: de marges van de zonde, van onrechtvaardigheid, van onverschilligheid, en van het intellectueel denken.

Wij verkondigen, zo stelt Borgman, een God die tot spreken komt en ons uitnodigt alles waar we horen en meemaken, te bewaren en te becontempleren in de ruimte die Hij geeft en is (p. 294). Daarmee heeft Borgman een belangrijke kern van de dominicaanse spiritualiteit en theologie, door Thomas van Aquino samengevat als contemplata aliis tradere, bondig weergegeven.

Zowel Nolan als Borgman vinden dat we moeten leren om op God te vertrouwen en dat we alleen op die manier die ervaring in alle vrijheid kunnen voortleven en uitdragen (p. 292). De reden dat we Jezus niet serieus nemen in ons leven, of in onze theologie, is omdat we in de diepste grond van ons bestaan nog niet hebben geleerd om volledig te vertrouwen op God. We ervaren God nog niet als iemand die onvoorwaardelijk zorg voor ons heeft, niet als ‘Onze Vader’. Ik vermoed dat paus Franciscus een soortgelijke analyse heeft gemaakt. De paus benadrukt in zijn speeches de zorg van een barmhartige God om kwetsbare mensen in een kwetsbare schepping. Keer op keer lijkt zijn kernboodschap te zijn: ‘durf te vertrouwen op God in alles wat je doet.’

Dit is de achtergrond bij de ogenschijnlijke paradox waarmee we begonnen: radicale vrijheid vraagt om radicale binding. Als wij in alle vrijheid volledig op God durven vertrouwen, en een leven gaan leiden waarbij we Jezus serieus nemen in ons hier en nu, dan zullen we een radicale vrijheid ontdekken om mee te bouwen aan het koninkrijk van God én tegelijkertijd ontdekken dat dit koninkrijk al lang begonnen is.

Het lijkt erop dat Borgmans radicale keuze voor het schrijven van een dogmatiek die geworteld is in vele stromingen uit de traditie, hem niet heeft opgesloten binnen de traditie. Hij zoekt bewust de randen op en gaat de dialoog aan met wie hij daar tegen komt. Tegelijkertijd laat Borgman zien hoe nieuwe dingen oplichten in oude bronnen en inzichten geven die voor onze huidige context van betekenis zijn. Daarmee brengt hij op een geloofwaardige wijze zijn eigen theorie direct in praktijk. Ook voor Borgman lijkt te gelden, dat het evangelie alleen maar hetzelfde kan zijn als vroeger wanneer ‘het blijft gaan over de nieuwe dingen die God in onze tijd doet’ (p. 289). Ik ben daarom erg benieuwd naar de verdere inhoudelijke uitwerking van deze methode in de volgende twee delen van dit langverwachte dogmatische drieluik.

Dr. Richard Steenvoorde o.p.
MPhil (Oxon), STB, MA
KU Leuven/Dominicanen Rotterdam