De reactie van Arnold Huijgen op het boek Jezus van Henk Bakker

Ik feliciteer Henk Bakker hartelijk met de verschijning van zijn boek Jezus. Er is veel in dit boek om erg blij mee te zijn.

  • Het genre: een theologisch boek in het Nederlands voor een breder publiek. Dat hebben we nodig: academici die niet alleen op hoog niveau in Engelstalige tijdschriften publiceren, maar die ook de resultaten van hun onderzoek breder toegankelijk maken.
  • Het onderwerp: het is al lang geleden dat een dergelijk diepgravend boek over Jezus verscheen, terwijl het christelijk geloof toch om Hem draait. Bakker kent de literatuur en gidst de lezer overzichtelijk en beslist door de afgelopen eeuwen van onderzoek.
  • De inhoud: Bakker benadrukt voortdurend dat Jezus een Jood was. Dat is ook hard nodig, omdat eerdere christologische bezinning daaraan geregeld voorbij ging. Specifiek in Bakkers baptistische traditie is de eenheid tussen Oud en Nieuw Testament niet altijd zo benadrukt als hij doet. Wat mij betreft, is het hele boek samen te vatten met een zin op p. 89: ‘Er bestaat geen Jezus, ook geen Zoon van God, buiten of boven déze Joodse mens uit Nazaret.’


Dat laatste is tegelijk het aangrijpingspunt voor mijn kritiek. Bakker wijst theologische reflectie op Jezus behoorlijk resoluut van de hand. In die zin klopt de titel van het boek helemaal. Het gaat over Jezus, maar het is niet echt een christologie. Keer op keer neemt Bakker afstand van ‘eeuwige zijnscategorieën’ (345) en ‘abstracte kennis’ (346) ten gunste van dynamiek en historische kennis. Hij ziet eraan voorbij dat de christologische vragen van de vroege kerk juist voortkwamen uit het serieus nemen van het onderscheid tussen Schepper en schepsel, een typisch Joods gegeven dat haaks stond op de hellenistische mainstream. Juist tegen die Joodse achtergrond is de vraag: aan welke kant staat Jezus? Aan de kant van God of aan de kant van het schepsel? Arius meende dat een zoon altijd later komt dan een vader. Hij nam de generatie van de zoon letterlijk en concludeerde dat Jezus aan de kant van de schepping staat. Terecht werd die gedachte afgesneden, maar dat gaat niet zonder de vraag hoe het dan zit tussen Vader en Zoon, als je allebei God wilt noemen. Die vraag is voorzichtig en eerbiedig door kerkvaders behandeld. We hebben immers taal nodig om over God te spreken.

Bakker wijst het spreken over anhypostasie, logos asarkos en extra-calvinisticum af als speculatief en overbodig. Hij doet dat snel, zonder te vragen naar de intentie van deze theologische termen. Het extra-calvinisticum bijvoorbeeld, dat zegt dat de godheid van Jezus Christus ook buiten de mensheid bestaat, dient om vol te kunnen houden dat Christus nog altijd bij ons is, al is Hij lichamelijk in de hemel. (Terzijde: het is echt jammer dat Bakker bij de relatie tussen Christus en de Geest het diepgravende proefschrift van J.P. Versteeg niet verwerkt.) En ‘anhypostasie’ dient om te waarborgen dat er geen mens tot Gods Zoon is aangenomen, maar dat het initiatief van God uitgaat. Dergelijke termen klinken wel speculatief, maar ze kunnen legitieme theologische en geestelijke belangen dienen. Ik ben het helemaal met Bakker eens dat de christologie moet inzetten bij de mens Jezus Christus en dat ontologische categorieën geregeld storend hebben gewerkt. Nu dreigt hij met het badwater ook het kind weg te gooien. Zijn visie op Jezus is zozeer ‘van beneden’ dat legitieme aspecten van een christologie ‘van boven’ uit beeld verdwijnen.

Christologische reflectie en christologie ‘van boven’ zijn Bijbels. Ze komen niet pas na het ontstaan van de Bijbel naar voren. Denk aan Johannes 1, over het Woord dat vlees werd. Bakker is daar kort over en hij komt er volgens mij ook niet helemaal uit. Hij schrijft ‘Wat bij Lucas en Matteüs de Geest deed, namelijk het voortbrengen van Jezus, deed het Woord bij Johannes’ en ‘Zoals Woord, Wijsheid en Geest bij de schepping aanwezig waren, waren ze ook bij het voortbrengen van Jezus aanwezig.’ (Beide p. 353). Maar Johannes zegt niet dat het Woord aanwezig was of een rol had bij het voortbrengen van Jezus. Het Woord was bij God, het Woord was God en dat Woord is vlees geworden. Jezus Christus is kortom het vleesgeworden Woord. Bakker schept afstand tussen Jezus en het Woord, die Johannes niet kent en integendeel zelfs wil voorkomen. Maar Bakker schrijft ook: ‘Jezus bestond dus al voor zijn geboorte, maar dan als Woord’ (353). Nu wordt het spannend. Bestond hij voor zijn geboorte dan al wel als Jood? Maar hoe Joods is een ongeboren mens-zijn? Het alternatief lijkt toch dat de eeuwige Zoon, de Logos, buiten het vlees (asarkos) bestond. Het is wel mogelijk om speculatie over de Logos asarkos af te wijzen en tegelijkertijd de aanneming van het vlees te leren (zie Karl Barth), maar dat vraagt meer theologische reflectie.

Het heeft mij verbaasd dat er geen hoofdstuk over Jezus als ‘Kurios’ (Heer) in dit boek staat. En dat Jezus niet alleen Kurios, maar ook God wordt genoemd door Thomas (Joh. 20:28) – dat lijkt me toch iets dat reflectie verdient. Hoe kan een mens nu God worden genoemd, juist in een Joodse context?

Mijn kritiek is natuurlijk typisch het commentaar van een systematisch theoloog op een bijbelwetenschappelijke studie over de historische Jezus. Toch is er reden te over om beide vakgebieden met elkaar te verbinden, ook al schuurt dat af en toe. Henk Bakker heeft daaraan bijgedragen door dit mooie overzichtswerk. Het overzicht dat hij heeft over de discussie over de historische Jezus, de greep die hij heeft op de stof en zijn nadruk op Jezus als Jood in een Joodse consequent: het dwingt diep respect af. Als iemand Jezus’ Joodse identiteit ooit nog vergeet, ligt het zeker niet aan Henk Bakker. Theologie en kerk mogen hem daar dankbaar voor zijn.

Arnold Huijgen
Hoogleraar systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn