De reactie van prof. dr. Wim van Vlastuin op Spreken over God

Bram van de Beek heeft zijn dikke pillen samengevat in ‘de draagbare Bram van de Beek’. Voorop staan negen plaatjes van theologen uit de geschiedenis waarbij de theologen uit de vroege kerk in de meerderheid zijn. Dat is veelzeggend. Wie Van de Beek heeft leren kennen in zijn publicaties weet dat hij een grote liefde heeft voor de vroege kerk, in het bijzonder de Oosterse tak daarvan. Het concilie van Chalcedon zit hem nog altijd dwars, omdat in de praktijk de twee naturen meer het denken bepaalden dan de eenheid van de persoon van de Kurios. Het spijt hem zeer dat er niet meer stem is gegeven aan de theologen van Alexandrië die juist vanuit deze eenheid van Christus’ persoon denken en leven. Wat mij betreft, ligt hier de grootste verdienste van de gewezen decaan aan de VU. Ik heb tenminste veel geleerd van deze benadering waarin er geen verkaveling (om maar een Van de Beeks woord te gebruiken) plaatsheeft tussen het goddelijke en het menselijke, maar waarin voluit gezegd kan worden dat God in Christus op menselijke wijze bestaat. Er is geen zelfstandige meneer Jezus van Nazareth.

Deze concentratie op Christus geeft krachtige momenten. Mijn hart begint sneller te kloppen als ik zie hoe de eschatologische christologie betekent dat we in Christus bij de nieuwe schepping behoren en vreemdelingen hier beneden zijn. Dat Bram zo nadrukkelijk opkomt voor het vlees als de spil van de redding, geeft diepe herkenning. De aandacht voor de katholiciteit van de kerk doet mijn hart in de ruimte van alle eeuwen opademen. 

Deze concentratie op de eschatologische Christus heeft ook keerzijden. Ten eerste heeft het denken uit het einde als keerzijde dat het denken vanuit het begin verbleekt. Daarom is Van de Beek heel snel klaar met de staat der rechtheid en de theologische argumenten daarvoor. Hier begin ik mij af te vragen of deze eschatologische inzet niet impliceert dat de eigen plaats van de schepping verbleekt. Schepping heeft bij Van de Beek niet meer de kwalificatie ‘goed’, maar het is een theologische kwalificatie van de dingen die (soms) slecht zijn.

Dit hangt ook samen met de plaats van Israël in de geschiedenis: De brief aan de Hebreeën is de sleutel om de toekomst van het land en het volk eschatologisch te duiden. Komt Israël op deze manier toch niet buiten het concrete leven te staan? Van de Beek zal zeggen dat de eschatologische benadering Israël juist meer dan concreet maakt, maar het is dan een concreetheid van een andere orde dan deze geschiedenis. Overigens, zou het denken over Israël ook geen aanleiding moeten zijn om wel te denken vanuit het begin? In ‘Spreken over God’ behandelt Van de Beek eerst Christus en dan Israël, maar op de achterflap staat dat Christus de vervulling is van Gods beloften aan Israël. Kun je het wel hebben over Christus zonder eerst over Israël en over God te hebben gesproken?

Het denken vanuit Christus heeft als tweede consequentie dat het individualisme en de daaruit voortkomende aandacht voor subjectief beleven onder kritiek wordt gesteld. Verkaveling tussen Christus en de christen betekent objectivering van doop, verzoening en avondmaal. Maar lossen we dit probleem op door de persoonlijke kant van het heil algemeen te maken? Het valt  mij op dat vergeving en rechtvaardiging wel genoemd worden, maar niet expliciet gethematiseerd worden. Verliezen we dan het eigenlijke heil niet uit het oog? Van de Beek ontkent dat we Christus moeten zien als een antwoord op de zonde, maar hij schrijft wel een paragraaf waarin hij laat zien dat Christus de Zaligmaker van zonde is. Hoe verhoudt zich dit? Kunnen we Christus verstaan zonder godsleer en zonder zondeleer? Kunnen we buiten de persoonlijke ontmoeting van God en mens? Als ik mij een zondaar weet, wat moet mij troosten? De vergeving in het toekomstige eschaton? Heb ik dan geen behoefte aan een krachtige leer van de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof? Is dat antropocentrisme? Ik zou zeggen dat dit antroposensitiviteit is. Hoe ontvang ik deze zekerheid anders dan uit het spreken van God? Ik begrijp best dat Van de Beek afstand neemt van een formalistisch Bijbelbegrip, maar betekent viva vox niet dat wij in al onze nood gevangen worden genomen door het Woord, dat het geloof geboren wordt uit het Woord en dat juist zo het extra nos van het heil in nobis functioneert?

Dan denk ik weer aan de vroege kerk: Zou juist de oosterse deïficatie geen kader aanreiken om het leven door de Geest te duiden. Dat zou Van de Beek met zijn kennis van de vroege kerk van mij wel nader mogen exploreren. Overigens, ook het klassiek gereformeerde ‘toe-eigenen wat we in Christus hebben’ lijkt mij een prima antidotum tegen de scheiding van object en subject.

Misschien dat we op dit punt iets mogen verwachten. Ik kijk naar de inhoudsopgave. De zes delen die verschenen zijn in de serie ‘Spreken over God’ zijn hier in de volgorde van de verschijning samengevat. Er is één belangrijk verschil. Terwijl de Geest aanvankelijk behandeld werd in relatie met de kerk als lichaam van Christus, heeft deze nu een plaats gekregen in de eschatologie. Zo is de volgorde nu geworden: christologie, Israel, eschatologie en Geest, kerk, schepping en Vader. Blijkbaar heeft de schrijver geworsteld met de leer van de Heilige Geest. Misschien zou hij gewoon een apart hoofdstuk moeten schrijven over de Geest, zoals hij ook een apart hoofdstuk schreef over de Zoon en de Vader, zodat er alle ruimte komt voor de experientia. Dan komt er misschien ook nog een foto van Luther op de omslag.

Kortom, ‘de draagbare Bram van de Beek’ geeft mij stof tot reflectie en meditatie. Bram van de Beek blijft boeien. 

Wim van Vlastuin
Rector van het Hersteld Hervormd Seminarie, hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam en predikant binnen de Hersteld Hervormde Kerk

De volgende uitgaven van prof. dr. Wim van Vlastuin zijn leverbaar als e-book: