Kracht ten goede – bijdrage Sjoerd Griffioen

De volgende bijdrage van Sjoerd Griffioen is uitgesproken tijdens de boekpresentatie van Kracht ten goede - Een filosofie van tijd, van Sander Griffioen.

Persoonlijke informatie

Sjoerd Griffioen studeerde geschiedenis (bachelor) en filosofie (bachelor en onderzoeksmaster) aan de Universiteit Groningen (RuG). Sinds 1 september 2019 doceert Sjoerd aan de faculteit Wijsbegeerte van de RuG en aan het University College Groningen.


Bijdrage Kracht ten goede - Een filosofie van de tijd

Ik ken Sander Griffioen niet alleen als filosoof, maar vandaag ga ik het wel vooral over zijn filosofie hebben. Volgens de website Academia.edu – een soort facebook voor academici – zou ik heel goed bekend moeten zijn met het werk van Sander Griffioen, omdat Academia blijkbaar gelooft dat wij dezelfde persoon zijn. Het kan immers niet zo zijn dat er op aarde twee mensen rondlopen die allebei S. Griffioen heten. Zo krijg ik dagelijks emails met de vraag of ik toevallig de S. Griffioen ben die bijvoorbeeld het paper ‘The Metaphor of the Covenant in Habermas’ uit 1991 heeft geschreven. Waarop mijn antwoord ‘nee’ is, aangezien ik toen 4 jaar was.

Maar door al die emails van Academia, waarin ik word gefeliciteerd met het werk van S. Griffioen, ben ik wel erg benieuwd geworden naar het oeuvre van deze blijkbaar veel bekendere en productievere naamgenoot van mij. En voor dit praatje haal ik graag een paper aan van S. Griffioen de oudere, waarvan Academia ook denkt dat ik hem heb geschreven: ‘Is a Pluralist Ethos Possible?’, uit 1994. Is een pluralistische ethos mogelijk? Dit is namelijk een belangrijke vraag die ook gesteld wordt in het boek dat vandaag centraal staat, Kracht ten Goede.

Kracht ten Goede verzet zich tegen de neiging om alles in de politiek of de samenleving te reduceren tot het zelfbewust handelende individu, dat in een soort vacuüm opereert. Nee, we moeten menselijk handelen zien in termen van deelname aan krachten of machten, politieke en geestelijke bewegingen die mensen kunnen opnemen of voortdrijven.

Inherent aan deze notie van deelname is dat de nadruk ligt op het praktische en dynamische karakter van ons maatschappelijk bestaan. Een politiek debat is niet een uitwisseling tussen wereldbeelden, van verschillende visies op de wereld. Dit ‘optische’ model is te statisch. Een politiek debat is een ontmoeting of vaak ook botsing tussen verschillende leefwijzen, tussen verschillende levensrichtingen.

Ik zal me met name richten op hoofdstuk 2 uit Kracht ten Goede, dat gaat over de vraag wat er gebeurt als deze richtingen elkaar tegenkomen in het publieke debat. Dit is niet per se een vreedzame uitwisseling van ideeën maar vaak een kwestie van wrijving en conflict. Je hoeft maar de krant open te slaan om te weten dat dit eerder regel dan uitzonding is. Maar de vraag is: is het mogelijk om elke vorm van frictie uit het debat te verbannen?

Het antwoord dat in dit boek wordt gegeven is nee - en dit moeten we ook niet willen. Maar dit is geen volmondige bevestiging van het antagonisme, integendeel.

Laten we ons eerst richten op het ‘nee’, en later op de voorwaarden die er aan verbonden zijn. Door te argumenteren dat deze frictie in het debat onvermijdelijk is, zet de auteur zich af tegen een positie die ik hier ‘liberaal pluralisme’ zou willen noemen.

Simpel geformuleerd: het liberaal pluralisme wil alle frictie tussen levensrichtingen zo veel mogelijk wegnemen. Het probeert dit te doen door, bijvoorbeeld, een levensovertuiging te reduceren tot privaat geloof, dat gescheiden is van een publiek gedeelde rede. Of door een duidelijk onderscheid te maken tussen enerzijds het spelen van het politieke spel en anderzijds het bewustzijn dat men slechts een spel aan het spelen is. Ik denk hierbij aan het werk van bijvoorbeeld John Rawls, Richard Rorty en Walter Bryce Gallie. Ze zijn van mening dat pluralisme alleen stabiel kan blijven binnen vast omlijnde grenzen. Hierom willen ze dat deelnemers aan het publieke debat hun levensovertuigingen als het ware tussen aanhalingstekens plaatsen. Alleen zo is het mogelijk een debat te voeren – of überhaupt samen te leven – met mensen met totaal verschillende overtuigingen. Pluralisme werkt alleen als je twee petten tegelijkertijd op kan hebben, dat van iemand met een overtuiging en van iemand die vanuit een metaperspectief weet dat zijn of haar overtuiging slechts één van de vele is, en het daarom eigenlijk toch wel met een korreltje zout neemt.

Wanneer aan deze voorwaarden zijn voldaan komt het ideale liberale pluralisme binnen handbereik. Dit is een situatie waarin verschillende levensovertuigingen of wereldbeelden vreedzaam samenleven en elkaar aanvullen, om zo een rijkgeschakeerd, veelkleurig beeld vormen. Het is een pluralisme van ‘laat honderd bloemen bloeien’.

Hoofdstuk 2 uit Kracht ten Goede is getiteld ‘laat honderd scholen strijden’. Dit verwijst naar het oud-Chinese gezegde ‘laat honderd bloemen bloeien en honderd scholen strijden’. Deze uitspraak herinnert ons aan de strijd en frictie die met een pluraliteit van verschillende levensrichtingen gepaard gaat. Contra het liberaal pluralisme stelt de auteur dat deze strijd niet volledig geneutraliseerd kan worden.

Zoals gezegd is een maatschappelijk debat niet alleen een uitwisseling tussen visies maar het botsen en kruisen van levensrichtingen. En door een bepaalde richting te kiezen neemt men deel aan een kracht of macht die groter is dan het individu. Denk bijvoorbeeld aan metaforen als politieke of intellectuele ‘stromingen’ of ‘bewegingen’. Zo’n beweging doet vaak een volledigere aanspraak op het leven van het individu dan de liberaal pluralistische visie veronderstelt. Je kan niet meegevoerd worden door een stroming of beweging en tegelijkertijd de overtuigingen die zo’n beweging voortdrijven met een korreltje zout nemen.

Deze schets van wat we ‘agonistisch pluralisme’ kunnen noemen, doet denken aan Max Webers metafoor van ‘onttoverd polytheïsme’. Hij stelt dat modern pluralisme de vorm aanneemt van een conflict tussen onverenigbare machten – als goden – die elk een volledige claim leggen op de ziel van de mens.

Maar zo ver als Weber wil de auteur van Kracht ten Goede niet gaan. Een levensrichting kiezen is namelijk niet hetzelfde als meegesleurd worden in een stroming of beweging, of slaaf worden van een antieke godheid, al dan niet in onttoverde gedaante. Er is wel degelijk sprake van een keuze van de kant van het individu, en als de beslissing eenmaal is genomen is er eerder sprake van actieve deelname aan dan van een passief meegevoerd worden.

En daarbij moet benadrukt worden dat er wel degelijk een beschaafd gesprek gevoerd kan worden tussen mensen met verschillende levensrichtingen. Ook al berust de keuze voor een richting uiteindelijk op ‘voortheoretische gronden’, aldus de auteur, toch is het mogelijk om argumenten aan te dragen voor je positie. En het is mogelijk om de positie van de ander te doorgronden en er van te leren, namelijk doormiddel van wat hij met Dooyeweerd ‘transcendentale kritiek’ noemt. Er is dus niet alleen sprake van de strijd van het ‘laat honderd scholen strijden’, er is ook plaats voor het ‘laat honderd bloemen bloeien’.

In deze gepolariseerde tijd laat de auteur zien dat een gesprek ‘van hart tot hart’ tussen diametraal tegengestelde richtingen mooi en waardevol kan zijn. Maar hoe voorkomen we dat ‘hart tot hart’ ‘hard tegen hard’ wordt? Juist om dat te voorkomen willen liberalen zoals Rorty en Rawls duidelijke grenzen opstellen of spelregels uitschrijven. Maar misschien moeten wij ons er in berustten dat die grenzen niet definitief getrokken kunnen worden, omdat het niet mogelijk is een neutrale metapositie in te nemen boven de levensrichtingen. Is dit iets om je zorgen over te maken? Dat de pluraliteit van levensrichtingen inherent instabiel en wellicht ook potentieel explosief blijft? Ongetwijfeld, en we hebben al genoeg om ons zorgen over te maken.

Maar Griffioen de oudere herinnert ons er aan dat de metafoor van een levensrichting ook dat van een doortocht impliceert. Namelijk een doortocht richting een laatste bestemming. Hij nodigt ons uit om vanuit een christelijke levensrichting te denken. En dat houdt in dat we ons weliswaar moeten bekommeren om de wereld waar we doortrekken, maar dat dit niet onze laatste bestemming is. ‘De weg naar het Vaderland voert door de schepping.’ Dus we moeten ons ontfermen over en zorgen voor de schepping, waar de maatschappelijke pluraliteit onder valt, maar zonder te wanhopen. Het komt dus toch neer op geloof? Ja, maar het komt altijd neer op een geloofspositie, of dit nu expliciet wordt gemaakt of niet, aldus de auteur.

Ter afsluiting: het paper uit 1994, waarvan Academia.edu denkt dat ik het heb geschreven, vraagt of een pluralistisch ethos mogelijk is. Dit boek, Kracht ten Goede, laat heel overtuigend zien dat een pluralistisch ethos van ‘laat honderd bloemen bloeien’ onhoudbaar is als het de frictie tussen de ‘strijdende scholen’ vergeet. Niet dat het per se moet ontaarden in strijd, liever niet. En daarbij wijst dit boek ons vooral op een horizon van uiteindelijke vrede, voorbij de strijd.

Boekinformatie

Kracht ten goede van Sander Griffioen is een intrigerend filosofisch werk dat je meeneemt in een reis door de tijd. Griffioen schrijft dat we niet bang hoeven te zijn voor de tijd. Hij laat zien dat tijd een kracht ten goede is. De auteur biedt een waaier aan vragen en gedachten: kunnen we ontkomen aan de tirannie van de klok? Welke rol speelt God in de tijd en hoe verhouden kwaad en goed zich tot de tijd? Griffioen heeft aandacht voor het kleine, zoals bloeiende appelbomen en zingende kinderen, maar ook voor de betekenis van tijd in het licht van het onmetelijke universum. De tekst is subtiel en gelaagd. Goede filosofie gaat immers langzaam!