Vervolgverhaal Juweel van de Nijl – Deel 1

AD 31

Hij wierp nog een laatste pijnlijke blik door het afgebrokkelde raam; de Nijl was net gesmolten goud in het licht van de opkomende zon, een vonkende spiraal die zich kronkelend een weg baande naar de horizon. Hij dwong zich om zijn gezicht af te wenden en knielde neer naast het strobed waarop zijn bruid lag te slapen. Om deze vrouw te krijgen, zou hij de weelderige schoonheid van zijn land op moeten geven, zijn familie en erfgoed op moeten geven. Hij glimlachte. Ze was al het verlies waard. Zij had omwille van hem veel en veel meer opgegeven.

‘Tijd om wakker te worden, schat.’

Ze kreunde half slapend iets onsamenhangends.

‘Kom nu, luiaard. Doe die charmante zeegroene ogen open. We kunnen hier niet blijven. Ze zullen onderhand ontdekt hebben dat we weg zijn.’

Hij sprak op luchtige toon en zorgde ervoor dat niets van zijn groeiende onrust in zijn stem hoorbaar was. Toch was de herinnering aan hun kwetsbaarheid genoeg om de laatste sporen van slaap te verdrijven. Ze opende haar ogen en ging in één vloeiende beweging rechtop zitten, trok het laken op tot haar keel. ‘Hoelang zijn we hier al?’

‘Te lang.’ Hij wees naar het raam. ‘De zon komt op.’

Ze legde een hand op zijn wang. ‘Ik hou van je, echtgenoot.’


Juweel van de Nijl
Insert Custom HTML

Juweel van de Nijl - Tessa Afshar

Juweel van de Nijl van Tessa Afshar gaat over Chariline, die als wees wordt opgevoed aan de rand van de Nijl. Haar tante laat niet veel los over de tragische relatie van haar ouders, maar haar mooie donkere huid verraadt dat haar vader een Kushiet was. Als Chariline haar opa vlak voor zijn pensioen bezoekt, hoort ze toevallig dat haar vader nog in leven is en raakt ze geobsedeerd door het verlangen om te ontdekken wie hij is. Ondertussen heeft ze kennisgemaakt met de apostel Fillippus en zijn dochters. Via Filippus vaart ze als verstekeling op het schip van kapitein Theo mee naar Rome. Worden in Rome de raadsels rondom Charilines ouders opgelost?


Een oneindig klein ogenblik stond de tijd stil, was de angst verdreven en elk van hun achtervolgers verdwenen, en waren zij tweeën alleen in de hele wereld. Haar onmogelijk lichte hand rustte tegen zijn donkere huid, een weefsel van twee prachtige draden tot één exotisch tapijt. Zijn borst zwol van blijdschap en hij boog zich naar haar toe om haar zacht te kussen. Het was verbazingwekkend dat ze de zijne was – echt en onherroepelijk van hem.

‘Ik hou van je, Gemina.’ Hij sprak de woorden in het Latijn – de taal van haar geboorte, de taal van haar hart – en verbrak toen de betovering door zich los te maken en zijn mantel te pakken. Ze konden het zich niet permitteren om nog één minuut langer in de vervallen herberg te blijven.

‘Ik zal onze rekening bij de herbergier gaan betalen terwijl jij je aankleedt,’ zei hij, en nadat hij zijn kleren aangetrokken had, trok hij de deur open.
Zodra hij bij de herbergier was, betaalde hij de man een extra munt, een dikke zilveren die hem zijn bloeddoorlopen ogen deed opensperren.

‘Voor uw discretie,’ zei hij.

Zonder een blijk van vriendelijkheid stopte de man de munten in een smerige geldzak en ging hun kamelen halen.

Hij keek naar de horizon. Zijn borst trok samen bij de aanblik van een groep rijders op kamelen, die snel naderde vanuit het zuiden. Hij schermde zijn ogen af voor de verblindende zon en tuurde om de mannen beter te kunnen zien. Zeven telde hij er. Nee, acht. De kamelen bewogen met lange, soepele passen; hun hoeven trappelden over het spoor en gooiden zand op.

Zijn keel werd droog. Het konden handelaars zijn, zei hij tegen zichzelf. Koopmannen. Reizigers op weg naar Egypte. Een dozijn verschillende mogelijkheden, geen van alle bedreigend. Toen zag hij de flits van metaal aan de zijden van de rijders gesnoerd. Zwaarden. Hij rende de trap op naar hun kamer. Gemina kwam al naar buiten. Zonder een woord pakte hij haar hand en trok haar achter zich aan de trap af.

‘Wat?’ vroeg ze ademloos.

‘Rijders.’

‘Hoe ver?’

‘Gezien het tempo dat ze aanhouden niet ver genoeg. Ze zullen hier spoedig zijn.’

Ze kwamen tot stilstand aan de rand van de achtermuur van de herberg, vanwaar ze vanaf de weg niet konden worden gezien. De herbergier had hun kamelen uit hun hok gehaald, maar, zijn instructies ten spijt, niet de moeite genomen ze te zadelen.

Hij had de kamelen eerder moeten halen, dacht hij, en hij schold zichzelf uit voor dwaas, terwijl hij het eerste dier begon te zadelen.
De herbergier maakte geen aanstalten om te helpen. In plaats daarvan liep hij met grote stappen naar het midden van de zandweg en tuurde in de verte. Toen hij de naderende rijders zag, schudde hij zijn hoofd en spuugde in het zand. ‘Ik wist meteen toen ik je zag dat je moeilijkheden aan mijn deur zou brengen.’

Zonder acht te slaan op de herbergier trok hij de singel van het eerste zadel aan. Hij viste een ruwe wollen cape uit een zadeltas en gooide die naar Gemina, waarna hij haastig zelf een soortgelijk kledingstuk aantrok.

‘Trek die over je haar,’ droeg hij haar op. Gekleed in de rafelige stof zouden ze er, althans van achteren, uitzien als twee oude nomaden.

Hij raakte geïrriteerd toen hij de tweede kameel zadelde en merkte dat de lendenen van het dier nog vol zand zaten. Kennelijk had de herbergier het niet nodig gevonden om het dier te borstelen. Hij wierp de man een boze blik toe en kreeg een spottende lach terug. Er was geen tijd voor een woordenwisseling. Hij schoof zijn ergernis opzij en voltooide zijn taak met behendige vingers. Hij kon alleen maar hopen dat de herbergier de dieren te eten en te drinken had gegeven. Vuile kamelen berijden was één ding. Maar hongerige, dorstige dieren berijden als je achtervolgd werd door snelle, gewapende mannen… Er liepen zweetdruppeltjes over zijn rug, en dat terwijl de ochtendlucht koel aanvoelde.


Dit zijn fragmenten uit het boek 'Juweel van de Nijl' geschreven door Tessa Afshar. Wilt u dit boek ook in uw boekenkast hebben?


Auteursinformatie

Tessa Afshar

Er zit een bijzonder verhaal verscholen achter de boeken van Tessa Afshar die je bij Kok Boekencentrum koopt, namelijk haar levensverhaal.

Tessa Afshar is geboren in Iran als aanhangster van de Islam, wat zo is gebleven tot haar veertiende levensjaar. Toen ze gedurende haar leven naar Amerika verhuisde, liet ze niet alleen haar thuis achter maar ook haar godsdienst. Tessa Afshar werd Christen en ging theologie studeren aan de Universiteit van Yale. Haar nieuwe geloof vond al snel een weg naar haar boeken en zo zijn de vele romans van Tessa Afshar met een Bijbelhistorisch thema ontstaan!


Meer boeken van Tessa Afshar

Insert Image